Hoe zaten de boten van Columbus in elkaar? 

Columbus had 3 schepen: de Niña, de Pinta en de Santa María.

De boten leken allemaal heel erg op elkaar. Ze zagen er allemaal ongeveer zo uit:

De boten zagen er van de binnenkant ongeveer zo uit:

1. Fokkemast (de voorste mast van een schip)

2. Grote mast (de middelste mast en de grootste)

3. Bezaansmast (altijd de achterste mast van 3 of meet masten)  

4. Boegspriet (het uitstekende rondhout, voor meer zeil oppervlakte voor de fokkemast)  

5. Galjoen (Goed zeilend zeeschip door verminderde opbouw)

6. Helmstok (‘stuurstok’ dus een stok om mee te sturen)

7. Stuurstand met kolderstok (werkplek van de bestuurder) ( een hefboom om de hemelstok nar een hoger dek te brengen)

8. Grote spil (Door bemanningsleden metspaken voortgedreven grote staandelier)  

9. Pomp (voor het lens leeg pompen voor het schip)  

10. Beting  (stevige houten constructie om waar belaste lijnen op te legen)

11. Campagne ( het ‘commando-dek’ boven het niveau van het halfdek)

12. Halfdek ( achteropbouw boven het niveau van het geschutsdek)

13. Kuil  (onoverdekt deel van bovenste geschutsdek)

14. Bakdek  (dek boven de bak)

15. Verdek  (bovenste doorlopende geschutsdek)

16. Overloop (op één na bovenste geschutsdek)

17. Ruim (onderste gedeelte van het schip)

18. Verblijf gezagvoerder (het vertrek van de leider)

19. Vóórhut voor de wacht  (verblijf op het half dek voor de wacht)

20. Verblijf officieren (dag onderkomen hogere leidinggevende)

21. Galerij en WC officieren (uitbouw bij het achterschip voor hogere leidinggevende)

22. Hutten officieren (onderkomen hogere leidinggevende)

23. Kombuis (de keuken)

24. Verblijf scheepsvolk  (dagonderkomen bemanning )

25. WC volk  (de WC)

26. Voorraden (opslagen)

27. Luikhoofd en dekluik (verhoogde rand rond een luikopening in het dek)

28. Slaapplaats volk  (nachtonderkomen bemanning)

29. Kanons (een wapen)

30. Kluisgat  (overloop)

31.  Ankertros (kabel die het anker aan het schip verbind)

32. Bergruimte zeilen (rezerve zeilen)

33. Ballast (gewicht onder in het ship, om de ballas te verhogen)

de schepen zien er niet anders uit als alle anderen schepen in die tijd, dus niet iets heel bijzonders.

de Santa María had een vierkante razeil (zeil) aan de grote mast en aan de fokkemast. het was het grootste en het ‘belangrijkste’ schip. in het kort bestond de Santa María uit een ruim, met daarboven op een voorkasteel en een groter schterkasteel met daarop nog kleine kasteeltjes. (kastelen zijn masten en stoken die de hoogte ingaan)

de Pinta had drie masten, een een ruimhout van 60 ton. het schip had een lengte van 21 meter en in de breedte was het 7 meter. de bemanning bestond uit 26 man, en het commando werd gevoerd door Martín Alonso. 1 van de bemanning op de Pinta kreeg het eerste land in zicht, Amerika.

de Niña had ook drie masten, een ruimhout van 60 ton. en het was ook in de lengte 21 meten en in de breedte 7 meter, netzoals de Pinta. Bij de Niña was er een bemanning van 24 man, en het commando werd uit gevoerd door Vincente Yáñez dat was de broer van de commando van de pinta: Martín Alonso. de Niña werd gebouwd in 1491 in Moguer, eigenlijk hette de Niña de Santa Clara niemand weet precies waarom ze de boot daarna de Niña hebben genoemt.